Saturday, April 23, 2011

Menselijk gedrag als hoofdzaak



Dit artikel is gepubliceerd in NWO Hypothese, mei 2011

Hersenen- en cognitieonderzoek is de laatste jaren het niveau van het zuiver fundamentele onderzoek ontstegen en is klaar voor concrete toepassingen in de maatschappij. Het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie stimuleert zulke toepassingen. 




                                                         (Beeld: Harry Meijer)

Een zwangere vrouw is depressief en slikt prozac om haar depressie de baas te worden. Is het middel dan niet erger dan de kwaal? Welk effect heeft de prozac op het kindje in haar buik?

Antidepressiva zoals prozac zijn veilig voor volwassenen en worden wereldwijd door miljoenen mensen gebruikt. Ze zijn echter niet uitvoerig getest in (ongeboren) kinderen. Wel is bekend dat tachtig procent van het antidepressivum dat de moeder inneemt, bij het kind terecht komt. Het geneesmiddel moet dus wel iets doen in de hersenen van het kindje. Leidt dat misschien tot gedragsafwijkingen van het kind na de geboorte? In ratten zijn daar duidelijke aanwijzingen voor, maar hoe zit het bij mensen?

Dit zijn vragen die Judith Homberg met een multidisciplinair team van wetenschappers onderzoekt. Homberg werkt aan het Donders Instituut voor Brein, Cognitie en Gedrag in Nijmegen en is tevens universitair docent aan het UMC St. Radboud. “Enerzijds kijk ik wat er gebeurt in de hersenen van jonge kinderen en jonge ratjes waarvan de moeder prozac gebruikte, en anderzijds onderzoek ik de gevolgen daarvan voor het gedrag in de loop van het leven.”

Hombergs onderzoek is een voorbeeld van de combinatie van onderzoek naar hersenen en cognitie, zoals het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie (NIHC) het graag ziet. Waar het hersenonderzoek zich primair richt op het neurobiologische niveau, richt het cognitieonderzoek zich primair op functies zoals waarnemen, spreken, luisteren, redeneren, bewegen en herinneren.

Toepassingsgericht

Met de intrede van beeldvormende technieken zoals hersenscanners in de jaren negentig van de twintigste eeuw konden wetenschappers en artsen voor het eerst in de geschiedenis de levende hersenen in actie bestuderen. Deze beeldvormende technieken maakten ineens kruisbestuivingen mogelijk tussen traditioneel gescheiden disciplines zoals psychologie, psychiatrie, sociologie, neurowetenschappen, genetica, biofysica en informatica. Om deze kruisbestuivingen te stimuleren en om het fundamentele onderzoek beter toepasbaar te maken, werd in 2009 het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie (NIHC) opgericht.

Wetenschappelijk directeur van het NIHC is hoogleraar humane biopsychologie en psychofarmacologie Leon Kenemans van de Universiteit Utrecht. Volgens Kenemans is het bijzondere van het NIHC is dat alle activiteiten gericht zijn op het begrijpen van menselijk gedrag via hersenen- en cognitieonderzoek en vervolgens op het kunnen toepassen van dat begrip: “Aan de basis van het NIHC-onderzoek staat het begrijpen hoe de hersenen menselijk gedrag voortbrengen. Daarnaast richten we ons op het beter maken van dat gedrag, wanneer het in het hoofd minder goed gaat. En ten slotte zoeken we ook naar manieren waarop gezonde mensen meer uit hun leven kunnen halen. We richten ons uitdrukkelijk zowel op het zieke als op het gezonde brein.”

Inhoudelijk gezien stoelen de activiteiten van het NIHC op drie peilers: gezondheid (cognitieve stoornissen die samenhangen met veroudering, hersenletsel of psychiatrische aandoening), leren (het toepassen van hersenkennis in het onderwijs, ten bate van zowel leerlingen als leraren) en veiligheid (meer grip krijgen op antisociaal en agressief gedrag). Kenemans: “Bij elk van deze drie peilers hebben we het onderzoek verdeeld in een programma dat we Quick-results noemen en een innovatief programma. Het Quick-results-programma is erop gericht om bestaande kennis over hersenen en cognitie binnen twee jaar toe te passen. Het innovatieve programma is meer strategisch van aard en kan binnen een jaar of vijf concrete producten opleveren.”

Een groot aantal maatschappelijke en private partners heeft al toegezegd aan het Quick Results-programma bij te dragen. Daaronder zijn bijvoorbeeld zorginstellingen, scholen, pedagogische centra, de reclassering, educatieve uitgeverijen, de voedingsindustrie en makers van hard- en software voor hersenscanners. Zo is een bedrijf geïnteresseerd in de productie van handzame apparaten die op basis van gemeten hersenactiviteit inzicht kunnen geven in de toestand van een individu. Hoe gestrest is het brein? Is het wenselijk om meer aan lichaamsbeweging te doen? Moet het voedingspatroon worden aangepast? En zo ja, hoe kan zo’n apparaatje dan helpen om zo betrouwbaar mogelijke aanbevelingen te doen voor gedragsverbeteringen?

“In een ander concreet voorbeeld,” vertelt Kenemans, “sluiten we aan bij een Europees initiatief om de sociale interactie tussen mensen beter te begrijpen. De uitgangsvraag is hier hoe we in het brein kunnen zien of mensen een intentie hebben om met elkaar samen te werken. Zo kun je bijvoorbeeld aan twee mensen vragen om een hand ritmisch te bewegen. Sommige mensen zullen spontaan hun bewegingen gaan synchroniseren en andere niet. Nog voordat het in het gedrag is te zien, kun je al zien aan de hersenactiviteit of ze wel of niet gaan samenwerken. Natuurlijk zou je ook alleen naar gedrag kunnen kijken, maar als het gedrag niet optimaal is, dan weet je niet hoe dat komt.”

Bruggen slaan 

Voor onderzoeker Judith Homberg ligt het belang van het NIHC in het bieden van opties om buiten de grenzen van de eigen specialisatie te kijken: “Zo kon ik dankzij een subsidie een workshop organiseren met een keur aan internationale onderzoekers. De contacten die ik tijdens de workshop heb gelegd, hebben tot nieuwe samenwerkingsverbanden geleid. Op mijn onderzoeksterrein zie ik dat de succesvolste onderzoeksgroepen in de wereld multidisciplinair werken. En dat is ook precies het idee achter het NIHC. Traditioneel spreken de onderzoekers die knaagdierenonderzoek doen niet dezelfde soort taal als de onderzoekers die klinisch onderzoek bij mensen doen. In mijn eigen onderzoek probeer ik een brug te slaan tussen beide.”

Om de vraag te beantwoorden wat het effect is van het antidepressivumgebruik van de moeder op het ongeboren kind probeert Homberg met verschillende technieken zo veel mogelijk dezelfde hersenstructuren en dezelfde soorten gedrag bij ratten en mensen te bestuderen. Homberg: “Bij ratten onderzoek ik of er structurele veranderingen in de hersenen van jong ratjes zijn te zien. We hebben al de eerste aanwijzingen gevonden dat de jonge ratjes heviger reageren op stress en zich sociaal anders gaan gedragen. Deze gedragsveranderingen zijn trouwens niet per definitie slecht. Bij de mens kunnen we hersenscanonderzoek pas doen wanneer kinderen een jaar of zes zijn. Maar dan kunnen we de hersenen zowel structureel als functioneel onderzoeken. Dat functionele onderzoek kan weer niet bij ratten omdat die niet stil in een scanner blijven liggen terwijl ze en taakje uitvoeren.”

Wat verder bijzonder is aan Hombergs studie, is dat ze gebruik kan maken van een grootschalig bevolkingsonderzoek dat de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft uitgevoerd: het zogeheten ‘Generation R’. Deze studie heeft zowel moeders als hun kinderen jarenlang gevolgd. De moeders hebben vragenlijsten ingevuld over hun depressie, hun antidepressivumgebruik en over het gedrag van hun kind. De onderzoekers hebben zelfs de echo-opnamen van toen het kind nog in de buik zat. Homberg: “Generation R levert ons belangrijke informatie over een periode van het kind waarin we nog geen hersenscanstudies kunnen uitvoeren.”

Evaluatie 

Een belangrijk aandachtspunt van het NIHC wordt om de resultaten van het onderzoek gedegen te evalueren. “Wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit, houden we de output in de vorm van artikelen en presentaties goed tegen het licht”, aldus Kenemans. “Als het gaat om de samenwerkingsverbanden, gaan we analyseren welke bruggen er zijn gevormd, wat dat heeft opgeleverd en kijken we ook of we bepaalde samenwerkingsverbanden misschien extra moeten stimuleren. Ten slotte gaan we ook analyseren of we over een paar jaar echt een toename zien van producten van het hersenen- en cognitieonderzoek. Dat zou dan meteen een indicatie zijn voor de toepasbaarheid van de lopende innovatieve programma’s en van het lopende fundamentele, volledig door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek.”

[Kader 1] NIHC in het kort 

NIHC: Het Nationaal Initiatief Hersenen en Cognitie (NIHC) is een regieorgaan dat multidisciplinair onderzoek stimuleert naar de hersenen en hun invloed op menselijk gedrag en de maatschappij. Logistiek en formeel is het NIHC ingebed bij NWO.

Looptijd: Oktober 2009-Oktober 2014 (vijf jaar)

Drie inhoudelijke peilers: Gezondheid, leren en veiligheid

Voorbeelden van Quick-results-projecten: cognitieve revalidatie; gezonde cognitieve veroudering; innovatieve leermiddelen en lesmethoden; rol van slapen, eten en bewegen bij het leren; meten en begeleiden van antisociaal gedrag; beter beslissen onder hoge druk.

Voorbeelden van innovatieve projecten: cognitieve stoornissen herkennen uit meting van hersenactiviteit; behandeling cognitieve stoornissen; evidence-based onderwijsvernieuwing voor kinderen, adolescenten en docenten; vroege preventie van antisociaal gedrag; agressiebeheersing; veerkracht en kwetsbaarheid na stress.

Budget: € 20 miljoen uit FES-baten, aangevuld met € 15 miljoen van private en maatschappelijke partners. Samen met andere programma’s die bij het NIHC zijn ondergebracht, bedraagt het totale budget zo’n € 60 miljoen.

Aantal onderzoekers: ± 200

Internet
www.hersenenencognitie.nl