Sunday, June 20, 2010

Digitale broodkruimels vertellen wie we zijn

In de digitale wereld laten we steeds meer sporen van onszelf achter. László Barabási vertelt in zijn nieuwe boek Bursts hoeveel die sporen nu al over onszelf prijsgeven.

Dit artikel is gepubliceerd in NRC Handelsblad 19/20 juni 2010.

Niemand die zich er nog over verbaasd dat we de banen van de planeten en het gedrag van atomen tot hoge precisie kunnen voorspellen. Gaat het echter over ons eigen gedrag, dan wanen we ons liever onvoorspelbaar. Hoe anders is de werkelijkheid. Een wiskundig model kan uit de gegevens over de plekken en tijden waarop vijftigduizend mobiele bellers de afgelopen drie maanden hebben gebeld voor de overgrote meerderheid van hen met 93% zekerheid voorspellen waar iemand zich op dit moment bevindt. Dat liet de Amerikaanse Hongaar Albert-László Barabási samen met enkele collega’s begin dit jaar in een Science-artikel zien. Nog verbazingwekkender: Voor vrijwel niemand van de vijftigduizend bellers bedroeg de voorspelbaarheid minder dan 80%.

“Mensen hebben wel een vrije wil, maar gebruiken hem verrassend weinig”, zegt Barabási lachend over dat resultaat. “Of kies jij er wel eens voor om op straat te slapen in plaats van in je eigen bed?” Op de laatste dag van mei was hij te gast bij de International Conference on Computational Science in Amsterdam.

Credit: Northeastern University

Het resultaat van ons voorspelbare reisgedrag kwam te laat om het nog op te nemen in zijn net verschenen boek Bursts - The hidden pattern behind everything we do. Het zou er wel perfect in passen. In Bursts vertelt Barabási waar de spontaniteit van het individu ophoudt en de voorspelbaarheid begint. We laten steeds meer digitale broodkruimels achter via e-mails, internetten, googelen, sociale netwerken, elektronische patiëntendossiers, maar ook met de bonuskaart bij de supermarkt, bij creditcard- en pinbetalingen. En wat blijkt: veel van onze activiteiten kenmerken zich door korte perioden waarin we vaak bellen, vaak mailen of vaak naar de dokter gaan − uitbarstingen − en lange perioden waarin we dat niet doen.

Prioriteiten
Barabási (1967) is hoogleraar natuurkunde en directeur van het Center for Complex Network Research van de Northeastern University in de VS. Hij was een van de eersten die uitbarstingen aantrof in ons e-mailgedrag. “Het verrassende zijn niet uitbarstingen op zichzelf. Nu ik met jou zit te praten kan ik mijn e-mail niet beantwoorden. Na ons gesprek kan ik dat wel en dan is de kans groot dat ik een aantal mails kort na elkaar beantwoord. Het verrassende is dat jij en ik en vrijwel iedereen dezelfde wiskundige machtwet blijken te volgen: een curve met een piek bij korte tussenpozen tussen een activiteit.”

Boven: Random gedrag. Onder: 'Bursts'

Na die ontdekking legden wetenschappers in heel verschillende menselijke activiteiten uitbarstingen bloot. Zou het aan het digitale tijdperk liggen? Nee, zo liet Barabási zien. De briefcorrespondentie van zowel Einstein als Darwin vertoont evenzeer uitbarstingen, beschreven door dezelfde wiskundige machtwet. Darwin antwoordde meestal binnen twee dagen, maar sommige brieven bleven maanden of zelfs jaren onbeantwoord. Dan moet er wel hetzelfde mechanisme aan ten grond liggen, dacht Barabási. In 2005 was hij de eerste die de verklaring vond en wiskundig modelleerde opstelde. Zodra we dagelijks een lijst met to-do’s moeten afhandelen, gaan we prioriteiten stellen. De auto moet vandaag nog gerepareerd worden, maar het afstoffen van de woonkamer kan best wel even wachten.

“Dagelijks komen er nieuwe taken bij”, zegt Barabási. “Het gevolg is dat de taken met een hoge prioriteit snel van de lijst verdwijnen, maar dat taken met een lage prioriteit weken, maanden en soms zelfs jaren moeten wachten. Het maakt niet uit hoe je prioriteiten stelt, steeds vind je korte perioden van uitbarstingen en lange perioden van niets.”

Dit is niet alleen maar een leuk weetje. Telefoon- en internetbedrijven gingen er jarenlang vanuit dat mensen met willekeurige tussenpozen bellen of internetten. Nu dat niet zo blijkt te zijn, moeten zij hun capaciteit optimaliseren onder de aanname van uitbarstingen in plaats van willekeur. De afgelopen jaren is Barabási’s oorspronkelijke wiskundige model steeds verder verfijnd door steeds realistischere randvoorwaarden te onderzoeken. Onder andere wat er gebeurt wanneer je deadlines inbouwt.


Privacy
In zijn nieuwe boek wil de complexiteitsonderzoeker vooral een breed publiek beter informeren over wat de wetenschap nu al met onze digitale broodkruimels kan doen. Zo vertelt hij hoe het bedrijf LifeLinear op de website LifeLinear.com nu al zijn eigen leven in groot detail prijsgeeft. De website koppelt beelden van miljoenen Amerikaanse bewakingscamera’s met video’s en foto’s gemaakt door hemzelf maar ook door totale vreemden, met blogs, websites en teksten, waardoor zijn hele leven op de openbare digitale straat komt te liggen.

Alleen heeft Barabási ons hier gefopt. Het bedrijf en de website bestaan niet. “Nog niet”, voegt hij er snel aan toe. “Ik weet zeker dat het technisch gezien nu al kan. Het enige wat nodig is, is een koppeling tussen gegevens die nu al verzameld zijn. De meeste mensen willen dit niet en precies om die reden heb ik dit hoofdstuk geschreven. Om een discussie los te maken over hoe we met privacy willen omgaan in een wereld waarin steeds meer gegevens over onszelf beschikbaar komen.”

Discussiëren wel, maar alarmerend klinken over inbreuk op onze privacy wil hij niet. Er zitten namelijk automatische remmen in het systeem, zegt hij. “Een eerste rem is dat bedrijven zich wel tweemaal bedenken om onzorgvuldig met onze data om te gaan. Dan lopen klanten naar een concurrent. Een tweede rem is dat onze gegevens verspreid liggen over verschillende bedrijven: telefoonmaatschappij, creditcardmaatschappij, internetprovider, supermarkt. Die gegevens worden niet gecombineerd.”

De Amerikaanse Hongaar maakt zich eerder zorgen dat Europa een te strenge dan een te soepele privacywetgeving voor datagebruik ontwikkelt: “Als bedrijven de verzamelde gegevens te beperkt mogen gebruiken, kunnen ze ook geen nieuwe diensten ontwikkelen. Dan doodt Europa de innovatie. Geen betere gezondheidszorg, geen efficiënter verkeer en vervoer, geen snellere en betrouwbaardere telecommunicatie. Bedenk bovendien dat voor het ontwikkelen van veel nieuwe diensten anonieme gegevens volstaan.”

De snelst groeiende datagebaseerde diensten zijn sociale netwerken zoals Facebook, LinkedIn, Twitter en MySpace. En niet toevallig zijn ze ontwikkeld door Amerikaanse bedrijven. Barabási: “Kort door de bocht gezegd: Amerikaanse burgers vertrouwen bedrijven wel, maar de overheid niet. Europese burgers vertrouwen de overheid wel, maar bedrijven niet. Ik zeg niet dat de Amerikaanse houding zaligmakend is, maar wanneer Europa te strikt is, worden innovatieve, datagebaseerde diensten wel in de VS ontwikkeld in plaats van in Europa. Iets soortgelijks hebben we eerder op het terrein van genomics al gezien. We moeten zoeken naar een goede balans tussen het verbeteren van diensten en het delen van gegevens over ons leven. Technologie is niet de belemmering, ons vertrouwen wel.”

Internet